Goudswaard & Escaravage 2010. Een kwalitatieve en kwantitatieve bemonstering van de Zeeuwse Banken in 2009 op macrofauna gemeenschappen.

Het gebied van de Zeeuwse Banken is, vergeleken met overige Nederlandse waterlichamen weinig onderzocht op bodemfauna en staat daarnaast al geruime tijd onder exploitatie door visserij en bodemsediment extractie. Gezien de bijzondere geologische structuren en locatie van deze zandbanken werd een buitengewone fauna verwacht aanwezig te zijn. In het kader van het vaststellen van de effecten van de zandwinning zijn de volgende kern vragen gesteld: 1. Welke gemeenschappen bevinden zich op verschillende locaties op de Zeeuwse Banken? 2. Wat zijn de verschillende stadia van rekolonisatie op de locaties na exploitatie? 3. Zijn er in het gebied op de winlocaties schelpenbanken aanwezig en is het gebied een potentieel gebied voor schelpenbanken? 4. Leveren de methodes van boxcorer en bodemschaaf andere gemeenschappen op bij gemeenschapsanalyses of voldoen beide methodes evengoed om eventueel een locatiespecifieke afweging te maken? Het gebied is in week 41 - 43 van 2009 gemonsterd met een boxcorer en een bodemschaaf. Na uitwerking van de bodemmonsters konden de gestelde vragen met de volgende stellingen beantwoord worden: De huidige waarnemingen komen goed overeen met overige monitoring studies in dichtstbijzijnde gebieden die eveneens gekenmerkt zijn door arme bodemdieren gemeenschappen. De eigenschapen van de bodemdieren fauna op de Zeeuwse Banken zijn dus vermoedelijk voor een groot deel geografisch bepaald en zoals blijkt uit huidige studie onder sterke controle van locale factoren waaronder hydrodynamica de allerbelangrijkste rol speelt. Als gevolg van de onzekerheden m.b.t. de ‘zandwinning verleden’ van de individuele monsterlocaties laat de huidige dataset niet toe om harde conclusie te trekken over de dynamiek van de rekolonisatie processen na afloop van de zandwinning werkzaamheden. Het beantwoorden van deze vraag vereist het configureren van een monitoring design waar rekening gehouden wordt met de individuele zandwinning tracks en met de locale geomorfologische structuren. De Zeeuwse Banken onderscheiden zich van de overige (dichter bij de kust) ondiepe zandbanken door zeer lage dichtheden aan schelpdieren zoals waargenomen in de huidige studie. Deze lage dichtheden zijn vermoedelijk o.a. gerelateerd aan een slechte rekrutering als gevolg van de sterke hydrodynamica ter plaatse. Het lijkt onwaarschijnlijk dat er zich in het gebied grote schelpdiervoorkomens kunnen ontwikkelen. Daardoor is dit gebied naar verwachting van gering of geen belang als foerageergebied voor zee-eenden. Een vergelijking tussen de vangsten verkregen met de boxcorer en de bodemschaaf laat duidelijke verschillen zien tussen de doelsoorten van elke apparaat: de boxcorer vangt vooral de talrijke kleine soorten terwijl de grofmazige bodemschaaf vooral de minder algemene grotere soorten bemonstert. Uit die gegevens kon worden geconcludeerd dat de twee methoden eerder als complementair dan vergelijkend gezien dienen te worden.