De Vries & Koomans 2010. Slibmonitoring Noordzee Meetverslag 5de meting.
In het kader van grootschalige zandwinning op de Noordzee voert Deltares (in opdracht van Rijkswaterstaat Noord-Holland en Stichting La Mer) onderzoek uit naar de mogelijke gevolgen van het opwervelen van fijn slib tijdens baggerwerkzaamheden. Eén van de onzekerheden bij dit onderzoek is het vermogen van de waterbodem om als buffer voor fijn slib te fungeren. Om dit vermogen in beeld te brengen, is een monitoringscampagne opgestart waarmee de variatie in het slibgehalte over een jaar wordt gemeten. Hierbij worden zowel metingen gedaan van het slibgehalte in de waterkolom (zwevend slib) als metingen aan de waterbodem. Met het Medusa systeem kan het slibgehalte in de waterbodem in kaart worden gebracht. Hiermee is het mogelijk om in één dag het gehalte slib over een geheel profiel continu in kaart te brengen. Met meerdere metingen kan de variatie in het slibgehalte worden gemeten. Voor dit monitoringsproject waren er in eerste instantie 3 metingen voorzien. Na de derde meting is besloten het project uit te breiden met nog eens 2 monitoringsmetingen. Deze metingen zijn gepland in februari en maart 2010. Dit verslag is een bespreking van resultaten van de meting die heeft plaatsgevonden op 2 en 3 maart 2010. In een eerder stadium is reeds een expeditieverslag van de meting in maart gemaakt. Dit expeditieverslag geeft aan wat er gemeten is, hoe de veldcondities waren, welke apparatuur is gebruikt en geeft een veldbeschrijving van de monsters. Voor een beschrijving van het veldwerk en de boxcoremonsters wordt dan ook verwezen naar het expeditieverslag van 8 maart jl. De resultaten zijn gebaseerd op de metingen van 2 en 3 maart en op de analyses van de bodemmonsters die eind maart zijn opgeleverd. De dieptegegevens zijn gecorrigeerd op basis van werkelijk opgetreden waterstanden.